Categorieën
Uit de streek

nikkestaart

Nikkestaart, barende vrouwen en ventevrouw: dialectnamen voor een windhoos.

Het gebeurt helaas weleens dat er heel onverwacht een vernielende windhoos opduikt, zoals deze week in Zierikzee. In Schouwen-Duiveland zullen dialectsprekende Zeeuwen na die plotse windhoos het misschien wel over die verwoestende nikkestaart of nekkestaart gehad hebben. Waar komt dit woord vandaan?

Afbeelding door j4p4n – Openclipart

Waterduivel

Het eerste deel van het woord nikkestaart – soms ook nekkestaart, hikkestaart of hekkestaart – verwijst naar nikker, een watergeest of waterduivel. De windhoos wordt gezien als het werk van bovennatuurlijke krachten. Andere namen zijn nog nikkerstaart, of met de r-l-wissel nikkelstaart. Soms – de naam nikker is niet altijd meer bekend bij jongere sprekers – verandert de n in m en hoor je mikkelstaart. In Noord-Brabant hoor je echelstaart. Sommigen denken dat echel verwijst naar een bloedzuiger, maar misschien is het eerder een vervorming van de nikker-namen. Ook andere woorden voor windhoos verwijzen immers naar water- of luchtgeesten.

Hoos

Het tweede deel van de samenstelling – staart – verwijst naar het zuilvormige gedeelte van zo’n windhoos. Ook hoos in het woord windhoos verwijst ernaar. Hoos is een oud woord voor ‘beenbekleding, kous, laars’. Denk maar aan het Duitse Hose voor ‘broek, pantalon’. In windhoos wordt het figuurlijk gebruikt wordt voor de vorm van de windhoos die er een beetje uitziet als een been.

Barende vrouwen

In grotere delen van het zuidelijke taalgebied hoor je woorden als barende vrouw en varende vrouw, met varianten als banende vrouw, baarlevrouw, baarlievrouw, de vaar en de vrouw, of baarnevrouw. Ook deze namen berusten op bijgeloof. De windhoos werd gezien als een vliegende heks. Wellicht is de oudste vorm die met varen. Varen betekende in het Middelnederlands gewoon ‘gaan, vliegen’. Maar dat varen begreep niet iedereen meer, en op die manier ontstond baren.

Bonte vrouw

In de dialecten vind je wel vaker woorden waar de v een b is geworden, zoals in biggen en viggen ‘big’ of zeveren en zebberen ‘motregenen’. Sommigen vermoeden dat het Franse woord voor de windhoos damabôme deels verantwoordelijk kan zijn voor die b. Die Franse vorm heeft onder andere de verbasterde benaming bonte vrouw opgeleverd.

Houwvrouw

In het Brabantse houwvrouw en varianten is het eerste deel misschien een verwijzing naar de Holden, Walkuren die Wodan vergezellen op zijn tochten door het luchtruim. In Noord-Brabant hoor je vooral haawmaaw/houwmouw. Dat tweede deel zou kunnen afgeleid zijn van moude of mouwe, dat ‘stuifzand’ kan betekenen. Een windhoos kan heel wat stof doen opwaaien! Hier en daar is houwvrouw verbasterd tot oude vrouw, vooral waar de begin-h niet wordt uitgesproken. Wanneer je de oorspronkelijke delen van een woord niet meer herkent, zoek je nieuwe elementen die wel nog herkenbaar zijn. Dat heet volksetymologie.

Manwijf?

In West-Vlaanderen is ventevrouw het woord voor de windhoos. Weten ze daar niet zeker of een man of een vrouw hier de boosdoener is? Wel, ze hebben het woord bij hun Franstalige buren in Wallonië geleend. Daar heet een windhoos (ma)dame du vent. Vente in ventevrouw is dus gewoon wind, zoals in windhoos.

  • Dialectwoorden voor windhoos in de Database voor de Zuidelijk-Nederlandse dialecten (DSDD)
  • Woorden voor windhoos in etymologiebank.nl
  • Woorden voor windhoos in de woordenbanken e-WND en woordenbank.be
  • windhoos en wervelwind in de kaartenbank
  • Brok, H. (1973). De varende vrouw en de barende vrouw. In: Taal en Tongval, jg. 25, blz. 106-125
  • De Caluwe, J., V. De Tier, A.S. Ghyselen en R. Vandenberghe (2021). Door de wind, door de regen, dwars door alles heen …Woorden voor wind en regen in de dialecten. In: Atlas van het dialect in Vlaanderen, blz. 36-43
  • Swanenberg, J. (2000). Wervelwind en windhoos. Een barende vrouw in Brabant. In: De Tier, V., M. Devos en J. Van Keymeulen. Nochtans was scherp van zin : een bundel artikelen aangeboden aan Hugo Ryckeboer voor zijn 65ste verjaardag, Universiteit Gent – Vakgroep Nederlandse Taalkunde, blz. 76-79

Meer lezen